Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 465]
| |
1175. Vele kleintjes maken een groot(e),d.w.z. alle baten helpen. In de Prov. Comm. 760: vele cleene maken een grootGa naar voetnoot1); bij Campen, 10: voel cleynen maecken een groodt; Sart. I, 3, 47: veel kleyntjes maken een groot; De Brune, 435: Veel kleyntjes al by een ghedaen, daer moet allenghs wat groots ontstaen; Tuinman I, 126: Veel kleintjes maken een grootje; C. Wildsch. I, 308: Veel kleine winstjes maken een groot; Brieven van B. Wolff, 277: Veel kleintjes maaken een grootje; Harreb. I, 262; Joos, 144; Rutten, 114: veel klein maken een groot; Antw. Idiot. 1818: veul kleintjes maken 'e groot en veul graantjes maken 'en brood; Teirl. II, 142. Voor het Nederduitsch zie Taalgids V, 178; Wander II, 1388: viel Kleine machen ein Groszes; viele Federn machen ein Bett; viele Körner machen einen Haufen; nd. vill Klên macht e Gruss; eng. many a little makes a mickle; many drops make a shower; vgl. ook onze uitdr. op de kleintjes passen, zuinig zijn. |
|