1159. Een houten Klaas,
d.w.z. een stijve hark van een vent, een stijve Piet, een houten klik (17de en 18de eeuw); een stijve Joris (C. Wildsch. III, 175); C. Wildsch. III, 33: Hij is mij te houten klaasachtig; 277: Bethje zou voor zo een houten klaas hartlijk bedanken; 319: Onze Keetje zou geen stijve, houte sinterniclaas, noch bullebak hebben. Tuinman I, 85 stelt hem gelijk met een koelen vrijer of een vrijer in de koelte; in Gron. een holten Klaos; hd. ein hölzerner Johannes; Zaansch: een stijve hannik (Boekenoogen, 1314. Ook in Zuid-Nederland is een Klaas een sul (Waasch Idiot. 343 a; Teirl. II, 135). De naam Klaas is, evenals elders Jan, Piet en Hans, genomen als soortnaam in den zin van jongen, vent.