Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 446]
| |
icket te Romen hoerde donderen, d.i. het is mij geheel onverschillig (Wander III, 1720) en bij Sartorius I, 4, 93: hij heeft et te Keulen hooren donderen, dat gelijk gesteld wordt met die praet komt hem aen sijn koude klederen niet; hy laet het syn kappe hooren, met de verklaring: in eos quadrabit, qui res quidem egregias audiunt verum eas neque intelligunt, neque mirantur, aut in eos, qui iis quae audiunt, neque gaudent, neque commoventur. In de 17de eeuw heeft deze spreekwijze naast deze beteekenis (zie Coster, 464 vs. 279) ook reeds de tegenwoordige, zooals blijkt uit Winschooten, 46: Het quam mij soo vreemd voor, of ik het te Keulen had hooren donderen, dat is, die saak quam mij zoo vreemd voor, dat ik voor mijn kop geslaagen stond. Zie ook Smetius, 236: Het klinckt hem vrembder in de ooren, als of hij het te Ceulen hadde hooren donderen; Sewel, 181: Het kwam my zo vreemd voor of ik het te Keulen had hooren donderen, I was very much astonish'd of it; C. Wildsch. VI, 32: Zij zag op of het te Keulen donderde; III, 43; Sara Burgerhart, 134; M. de Br. 132: Als ze Jacob hoort praten, kijkt ze nog altijd of ze het te Keulen hoort onweêren; Nkr. VIII, 3 Jan. p. 2; Harreb. I, 398; Taal en Letteren III, 116; Ndl. Wdb. III, 2813. Keulen of Rome wordt sedert de Middeleeuwen genomen voor eene stad, die ver weg ligt (vgl. Rein. 4362; Stoke, IV, 1389). Hoort men het daar donderen, dan behoeft men geen angst te hebben en laat het iemand dus koud (volgens de 16de eeuwsehe opvatting) òf (wat ook mogelijk is) iemand is er vol verbazing over dat hij het op zulk een afstand hoort. |
|