Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1081. Iemand kapittelen,d.w.z. iemand de les lezen, hem onder handen nemen; eig. iemand in het kloosterkapittel over zijn gebreken of zonden ernstig onderhouden; (mlat. capitulareGa naar voetnoot1)). Vgl. Kiliaen: Kapitelen, castigare verbis et multis, castigare et multare in comitiis; Tuinman II, 195: Hy is braaf gekappittelt, dat wil zeggen, hy is wakker gehekelt; Halma, 255: kapittelen, doornemen, doorstrijken; Sewel, 378: kapittelen, bekyven; Harreb. III, 35; fri. immen kapittelje; immen it kapittel oplêze; fr. chapitrer; eng. to chapter en het hd. einen kapiteln, abkapiteln oder einem das Kapitel lesen, dat ook in het Nederlandsch bekend is als iemand een kapittel lezen, en o.a. voorkomt bij Asselijn, 246; Harreb. I, 381: Iemand het kapittel | |
[pagina 425]
| |
voorlezen. In het Westvl. beteekent in zijn kapittel zijn, zijne misnoegdheid in strenge woorden uiten (De Bo, 492), en in het Vlaamsch is eene kapitteling eene vermaning, berisping (Schuerm. Bijv. 147). |
|