Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1078. De kap op den tuin hangen,d.w.z. een beroep vaarwel zeggen; eig. gezegd van een monnik, die zijn kapmantel over den tuin (= omheining, haag, muur) van het klooster hangt en dit verlaatGa naar voetnoot1). In de 16de eeuw treffen we de spreekwijze aan bij Plantijn: De cappe op den thuyn hanghen, pendre la chappe à la haye, iecter le froc aux orties, eiicere cucullam, apostatare, monachismum deserere, votifragum agere monachum; bij Anna Bijns, Refr. 56; 83 en 105; Tijdschrift XXI, 100: Wy willen de cappe opten tuyn gaen hanghen (anno 1524); Poirters, Mask. 101 kent ook de wiel (sluier) op den tuyn hanghen, dat natuurlijk oorspr. van eene non gezegd is; Pers. 822 a spreekt van den huyck op den tuyn hanghen. Varianten van deze spreekwijze zijn: zijn kap over de haag smijten of werpen; de kap op den tuin werpen (zie Ndl. Wdb. VII, 1415); het fri.: hy het syn brân oan 'e wân (zijn strijdzwaard aan den wand) hongen; het roer in de heg steken, de spade op den dijk steken; het anker achter de kat (paal op de kaai) werpen; het penseel in het spek steken, de schilderkunst vaarwel zeggen (Sewel, 635); de nal (naald) in 't spek steken (van een schoenmaker; Molema, 275 b en Draaijer, 38 b); de toga aan den kapstok hangen; Limb. de ploeg aan den wand hangen ('t Daghet XI, 95); de kap over de haag smijten (Volkskunde XIV, 144; Waasch Idiot. 270 a). Ook de Franschen zeggen: jeter le froc aux orties naast pendre l'épée au croc; bij Reuter, 128: sinen Preister an de irste beste Wide hängen; Wander II, 1739: er hat die Kutte an den Nagel gehängt; Dirksen I, 67: de nadel in 't spek steken; bl. 78: de rok an de nagel hangen; stadsfri. hij hangt den stok aan den muur, hij houdt op verkooper te zijn. |
|