Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1059. Een kalf leggen (- maken),d.w.z. braken; de weerstroom krijgen, zooals men in de 18de eeuw zeide, over de (of zijn) tong kakken (Waasch Idiot. 319; Antw. Idiot. 1251; Schuermans, 734; fri. oer de tonge kakke; hd. über die Zunge spucken (oder kacken; Wander V, 644Ga naar voetnoot2); in tooneeltaal in den zin van zich verspreken of wartaal zeggen (Onze Volkstaal III, 254). Deze uitdrukking wordt in sommige streken van ons land nog gebruikt, doch was in de 16de en 17de eeuw naast kalven en een kalf(je) maken, een kalfken werpen zonder hoornen, zeer gewoon; zie Kiliaen: kalven, braecken, vomere, reddere vomitum; Winschooten, 99; Harrebomée I, 375; Bouman, 50; Frequ. II, 209; Boekenoogen, 391; 1322: kalf, een guts bloed; Molema, 189 a; Gallée, 64 b: 'n kelfken anbinden; Van Dale i.v. en op kalveren (Halma, 253) en uitkalven; Schuermans, 216; Teirl. II, 104: kalven, overgeven; bl. 102; kalf, braaksel; een kalfke leggen, braken; Waasch Idiot. 319 b; 322 a; Ndl. Wdb. VII, 933; 1032; Eckart, 243: en kalw anbinden of mâken; Kluge, Stud. Sprache, 97 b: ein Kalb anbinden (oder | |
[pagina 415]
| |
machen) naast kälbern oder einen Fuchs schieszen oder streifen, verouderd (Borchardt, 932; Schrader, 212) of sich bekälbern naast sich behâmelnGa naar voetnoot1). Vgl. ook het fri.: biggelje en bigje en het gron. biggen maoken, biggen werpen, maar ook braken; en het bij Kiliaen en Schuermans, 213 vermelde kabbelen, dat jongen werpen en braken, overgeven beteekentGa naar voetnoot2). De Engelschen noemen het to calve, to cat of to shoot, jerk, whip the cat of to flay the fox; de Franschen écorcher ou piquer le renard, mettre le coeur sur le carreau; rendre son lard; enz.; in Zuid-Nederland spreekt men ook van een mutten (vgl. fr. mouton; eng. mutton) leggen, vastleggenGa naar voetnoot3) of een kiebeken leggen (Kempen) of lammeren (zie Loquela, 290). De beeldspraak kalven voor braken wordt genoegzaam opgehelderd door de volgende plaats uit de Klucht van de Saus (anno 1679), bl. 5: 't Minste dat ick dronck een pont was of een half,
Soo dat ick zwangerde en baerde voort een kalf,
Hetgeen ick na de Marckt vergeten heb te stuuren.
Vgl. ook Huygens V, 65: Wacht ou wat; dees volle koeij (dronken Trijn) moet kalve; Harreb. I, 375 a: Als men braakt, zei de boer, dan drijft men een kalf zonder voeten naar de wei; Schrader, 390: Die häszlichen Laute eines schwer Erbrechenden haben eine Aehnlichkeit mit dem häszlichen Geblöke eines Kalbes. |
|