Eigenlijk wil deze benaming zeggen: Jan, die telkens uitroept: de hagel sla hem of de hagel schen hem! uitdrukkingen, verwenschingen, die in de 17de eeuw zeer gewoon zijn (vgl. Winschooten, 56; Westerbaen II, 452; 472; Vondel's Joseph in Dothan, vs. 158; Huygens VII, 143; etc.). Andere dergelijke benamingen zijn Jan doeter niet toe (Moortje, vs. 2935) en Jantje Goddome (Molema, 183 en Potgieter); Jandore, Janstramme (Jan straffe mij), Jan(ver)domme, Jan verdekke, Jan patat, Sakker Jan (Zuid-nederl.), waarin Jan evenwel een verbastering is van God (Schuerm. 207 b; Teirl. II, 93). In het hd. is de naam Janhagel eveneens bekend, waarnaast in de 18de ook Hans-hagel en Johann hagel voorkwam.