998. Dat is een heet ijzer om aan te vatten,
d.w.z. dat is eene moeilijke zaak om te beginnen. Zoo staat de uitdr. o.a. bij Tuinman I, 40 en in Van Effen's Spect. VIII, 15; doch bij anderen, o.a. Harrebomée I, 278 leest men in de plaats van ijzer handijzer, met de toelichting, dat de spreekwijze is ontleend aan de vuurproeven der middeleeuwen, waarbij den van tooverij beschuldigde een gloeiend ijzer in de hand gegeven werd. Vgl. Sassensp. 1, 28, 41: ‘Si hebben drierhande core, dat yseren (var. hantiser) te draghen, in enen wallendighen ketel te gripene al totten ellenboghe of den camp, hem te verweerne’. Ofschoon het niet onmogelijk is hier ijzer als afkorting van handijzer op te vatten, is het echter waarschijnlijker dat we moeten denken aan een hangijzer (mnl. hanciser), d.i. een ijzeren ketting met haak, waaraan een ketel boven het vuur kan hangen, een hael of hangel, vooral omdat de uitdr. ‘het is een heet hangijzer om aan te vatten’ vroeger zeer gewoon was en men nooit in dit verband van een handijzer leest. Zie no. 834.