Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend982. Huilen met de wolven (of de honden), waarmede men in het bosch is,d.w.z. met verloochening van eigen meening zich (moeten) schikken naar de personen, in wier gezelschap men zich bevindt; vgl. lat. cum insanientibus furere; mlat. si comes esse lupi vis, voce sibi simileris; gri. μαινομένοις συμμανῆναι; mnl. die mitten wolven ommeghaet die moet mitten wolven hulen (o.a. Diepenv.2 314); Goedthals, 57: Die met wulven ommegaet, moeter na hulen, qui est avec les loups, il faut hurler; Campen, 101: Men moet mit den wolven huylen, daermen mede omme gaet; zoo ook Prov. Comm. 210: Die met wolven omgaet, moeter na huylen; Spieghel, 285; Gew. Weeuw. 3, 60; Halma, 230: Met de wolven huilen daar men mee in 't bosch is, zich naar 't gezelschap voegen daar men bij is; Nkr. III, 25 Juli p. 2: Maar wie in het bosch is, moet met de wolven meehuilen; Antw. Idiot. 2164; enz. Vgl. ook het fr. il faut hurler avec les loups; braire avec les ânes; in het nd. wä bei de Hongen es, muss der met hüle (Eckart, 224); in het fri.: me moat bylje mei de hounen dêr 't me mei yn 't bosk is. Zie ook Suringar, Erasmus 38-40; Bebel no. 275; Ons Volksleven VIII, 228; Harrebomée I, 82; Wander V, 364: mit den Wölfen musz man heulenGa naar voetnoot1). |
|