959. Moet je uit hooien?
vraagt men iemand die haast heeft. Het hooi moet namelijk, als 't mooi weer is, spoedig ingehaald worden, vóórdat er weer regen komt. Zie V. Eijk III, 27; Harreb. I, 331: Het is geen hooitijd of Gij behoeft niet uit hooien te gaan, gij hebt geen haast; Draaijer, 17: moj en höjen vraagt men iemand die zich bijzonder haast met eten; Opprel, 60: je mot niet gaan hooije, je hoeft je niet zoo te haasten (tegen iemand die te snel eet); Boekenoogen, 342: t' is gien hooitijd, we hebben nu geen haast (De Vries, 75: 't is hooitijd voor hem, hij heeft het druk); Antw. Idiot. 573: Ge moet ommers niet naar 't hooi gaan? zegt men tot iemand die gejaagd is om weg te zijn; syn. moet ge gaan hooien? Teirl. II, 45: Moett' in 't heu gaa' werken, waarom zijt gij zoo haastig? Schuermans, 193: naar 't hooi gaan, haastig zijn; Rutten, 96: moet ge naar 't hooi gaan? waarom zoo haastig zijn?; Claes, 89; Wander II, 629: Wi mött nich in 't Hogg, ist nicht so eilig (Eckart, 215). In 't fr. la foire n'est pas sur le pont, haastje maar niet.