945. Het hoofd in den schoot leggen,
d.w.z. in iets berusten, zich overgeven. Oorspronkelijk zeide men enen (iemand, nl. dengene, door wien men zich overwonnen erkent) dat hovet in den schoot legghen, zooals blijkt uit Profijt. Liedeb. 114, 4: Dies legghe ic nu met rouwe mijn hooft in uwen schoot. Reeds vroeg werd de datief van den persoon, wien men het hoofd in den schoot lei, tot wiens beschikking men zijn hoofd, d.i. zich zelf stelde, weggelaten, zooals blijkt uit Despars I, 303: Eedelinghe die van Brugghe ende van Ghendt leyden thooft in schoot ende deden sconincx begeerte. Zie voor vele andere plaatsen het Mnl. Wdb. III, 693; Ndl. Wdb. VI, 941; VIII, 1417; Anna Bijns, Nieuwe Refr. 59; 93 en 111; Sart. I, 10, 50; Coster, 308 vs. 114; Paffenr. 6; Tuinman I, 4; Halma, 223; enz.; vgl. voor Zuid-Nederland Joos, 103; Schuermans, 192 b: hooken in schoo(t)ken leggen, toegeven, zich onderwerpen; Antw. Idiot. 753: den kop in den schoot leggen; Waasch Idiot. 393 a: het hoofd in den schoot leggen; fri. de kop in 'e skutte lizze.