944. Zich het hoofd breken,
d.w.z. zich inspannen, zijne hersenen (= hoofd) afmatten; vgl. Kil.: Hoofdbrekinghe, cerebri turbatio. In de 16de eeuw is de uitdr. al vrij gewoon, zooals blijkt uit Sartorius I, 8, 39: Daer is te deghen 't hooft over gebroken: dicitur de re summo studio lucubrata, et in qua exquisita cura singula pensitata sunt. Zie voor bewijsplaatsen Tijdschrift V, 161 en 166; Marnix' Byenc. 51 v; Harreb. I, 326 b; Ndl. Wdb. III, 1235; Falkl. V, 230: Breek 'r je kop niet over vent; vgl. fr. se casser la tête; hd. sich den Kopf (zer)brechen; eng. to break one's head or to cudgel one's brains, eig. zijne hersenen knuppelen (Taal en Letteren IX, 211); fri. hol(le)brekken, znw.