941. Iemand (of iets) over het hoofd zien,
d.w.z. op iemand of iets geen acht slaan; eig. over iemand heen zien en hem daardoor niet opmerken; zie de kantteekening op Spreucken, 30, 34: Hooveerdige menschen, die veel gevoelen van haer selven, een yeder verachten ende over 't hooft sien willen. Vgl. gri. ὑπέροπτος, hoogmoedig, en zie verder Hooft, Granida, vs. 313: 't Lustsoeckend Hof ontvliên de lusten daer 't om slooft; ghy vollicht de natuyr, wy sien haer over 't hooft; Pers, 710 b; Bank. II, 324; Halma, 479: Over 't hoofd zien, négliger, ne pas faire attention; Harreb. I, 328; Rutten, 95: iemand over het hoofd zien, miskennen; hd. übersehen; eng. to look over.