Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend930. Van het hondje gebeten zijn,d.w.z. trotsch, aanmatigend, ingebeeld zijn. Te recht merkt Tuinman I, 348 op: 't Spreekwoord is volkomen: Hy is van 't hondje Laatdunken gebeten. Dan is de zin klaar. 't Schijnt ontleend te zyn van 't bijten der dolle honden, waar door ymand uitzinnig word.’ Dat Tuinman gelijk heeft, bewijst eene plaats uit W.D. Hooft's Cluchtich-spel Andrea de Pierre, anno 1634, bl. 12: O vaer! 't honckje van laet-dunckentheyd het jou al me ebeten; en een uit Poirters, Mask. 91: Van dat hondeken Trotske Laetduncken gebeten; 193: Ick segh dan datter dat Hondeken van Laetduncken vry al veel heeft ghebeten, die meynen dat sy den hemel draghen, ende en peysen niet eens dat-se met hun voeten gaen op de aerde’; Ndl. Wdb. VI, 898; Amst. 62; P.K. 45: Ze heeft een beetje talent, maar ze is erg van 't hondje gebeten, nogal over 't paard | |
[pagina 358]
| |
getild; Nkr. VIII, 17 Jan. p. 6; Schoolm. 101; 292; ook in het Friesch: hy is fen 't hountsje biten; Molema, 165 a: van 't hondje beten wezen. In Antw. van 't zwart hondeken gebeten zijn, trotsch zijn; het Hagelandsch van 't hönke gebete zijn, dronken zijn, waarmede men vergelijke die van den hond gebeten is, moet van hetzelfde haar er op leggenGa naar voetnoot1), of dat men kan houden voor een verkorting van van des brouwers hont gebeten zyn, de eo qui cerevisia bene potus est (Smetius, 48) of van den stokershond gebeten zijn (Schuermans, 683 b; Waasch Idiot. 631 b; De Bo, 437 a); Teirl. II, 55: Van de stoker (of de brauwer) zijnen hond gebeten zijn, gaarne en veel jenever, bier drinken; 17de eeuw: van den Delftschen hond (bier) gebeten zijn, dronken zijn. Thans ook: Van 't roode hondje gebeten zijn, socialist zijn (in Nkr. VIII, 14 Maart p. 2). |
|