hulter til bulter; vgl. ook eng. hurly-burly, geraas, geweld; nhd. hurli-burli, hals over kop, als uitdrukkingen voor een grof onstuimig geweld of geraas. Volgens Franck-v. Wijk, 257 eene klanknabootsende rijmformatie van den verbaalstam, waarvan ook bulderen is afgeleid. Zie de Jager, Frequentatieven II, 1201; Ndl. Wdb. VI, 878; Halma, 222: Holder de bolder, hol over bol, sens dessus dessous; Molema, 163 a; 525; b: henterdiplenterdi; 144 a: halterkwalter (eng. helterskelter naast harum scarum); Teirl. II, 54: holderdebolder(e); hoeterdekoeter (Joos, 48); De Bo, i.v. hak; Waasch Idiot. 292 b en Antw. Idiot. 567: holderdebolder, holder en bolder, holderkabolder; 't Daghet XI, 35: hats-klavats; hd. holterpolter; nd. holl de boll (Reuter, 49); Waasch Idiot. 283 b: heisterdeweister; hesterdewester; hompeldepompel; De Bo, 434: holsbols, enz.; fri. holderdebolder, in verwarring, in wanorde; ook als znw. bulderaar; holje-boldje, hevig golven van de zee.