897. Onder den blooten hemel,
d.i. in de open lucht. In de middeleeuwen en in de 17de eeuw, evenals nu nog in Vlaanderen, onder den blauwen hemel of onder de blauwe lucht; oorspr. bij onbewolkte lucht, bij helder daglicht, daarna: in de open lucht. Tegen het einde der vorige eeuw schijnt het bijv. naamw. blauw door bloot te zijn vervangen, toen men gevoelde dat het eerste adjectief niet uitdrukte, wat men er mede bedoelde. Zie Tijdschrift IX, 130-134; Ndl. Wdb. II, 2789; 2919 en vgl. op de groene deken (op 't gras), wat te vergelijken is met het hd. bei Mutter Grün schlafen.