Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend886. Bij het hek zijn,d.w.z. bij de hand zijn; behendig, slim zijn; ook in het hd. (gleich) bei der Hecke (= Heck) sein. De uitdr. zal wel op dezelfde wijze moeten verklaard worden als bij de hand zijn, nl. er spoedig bij zijn, in dit geval bij het hek, d.i. in Duitschland een getralied hekje voor de eigenlijke huisdeur; vgl. ook Rutten, 89 b, die mededeelt, dat men onder een hekke in het Haspengouwsch (Neerhespen) het onderdeel eener halfdeur verstaat. Is nu iemand gleich bei der Hecke, zooals de Duitschers zeggen, spoedig bij het hekje, dan is hij vlug klaar, er dadelijk bij, wanneer hij b.v. geroepen wordt, of dat moet openen, onmiddellijk bij de hand. Of de uitdr. uit het Oosten ons land is binnengedrongen, is onzeker; zij is in de oostelijke streken wel bekend, doch ook in het Zaansch, volgens Boekenoogen, 310: Hij is goed bij 't hek, hij is bij de hand, bij de pinken.Ga naar voetnoot1) Een derde synonieme zegswijze, die volgens Schuermans, 27 in Limburg gebruikt wordt, luidt: bij den bak zijn (er vlug bij zijn om te eten?), terwijl in de Zaanstreek nog bekend is: bij de loop zijn (Boekenoogen, 591). Zie Noord en Zuid XIX, 29-31; Harreb. I, 299 a; Ndl. Wdb. VI, 488: Nog (goed) bij 't hek, rap, zoo met betrekking tot lichamelijke als geestelijke vermogens gezegd; Grimm, Wtb. IV2, 744; Eckart, 194; Woeste, 96 b: he es fro bi der hecke, he es glik bi der hecke. |
|