Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend826. Iemand den handschoen toewerpen,d.w.z. iemand uitdagen. De uitdr. dagteekent uit de middeleeuwen, toen de eene ridder den anderen den handschoen voor de voeten wierp ten teeken dat men hem tot den strijd uitdaagde; raapte de uitgedaagde dien op, dan gaf hij hiermede te kennen, dat hij de uitdaging aannam en dus genegen was tot den strijd. Vandaar onze uitdr. den handschoen opnemen voor iemand, zijne partij kiezen, het voor hem opnemen, de verdediging zijner zaak op zich nemen; het mnl. sinen hantscoe (of sine wedde = pand) bieden. ‘De handschoen diende hier als pand voor den ernst van den eisch of voor de getrouwe vervulling van het kenbaar gemaakte voornemen om met iemand een strijd aan te gaan.’ Zie het Mnl. Wdb. III, 133; Martin, Reynaert, bl. 404; Ndl. Wdb. V, 2000; De Cock1, 17; Wander II, 336; vgl. hd. einem den (Fehde)handschuh | |
[pagina 317]
| |
hinwerfenGa naar voetnoot1); fr. jeter le gant à quelqu'un; relever le gant; eng. to take up the glove, gauntlet, cudgels (knuppels) for (or in favour of) a p.; to throw down the gauntlet, the glove. |
|