821. Hand over hand.
Een uitdr. aan het scheepswezen ontleend; voorkomend in ‘hand over hand halen, hijschen, halen, hijschen niet met de twee handen te gelijk aan het touw en met eene tusschenpoos tusschen elken ruk, maar terwijl men de handen om de beurt, over elkander, aan het touw slaat, en altijd door met éene hand daaraan trekt, zoodat het halen of hijschen gestadig en gelijkmatig, en gewoonlijk tevens tamelijk vlug plaats heeft.’ Vandaar bij overdracht: met gelijkmatige, eenparige snelheid; gestadig aan (17de eeuw). Zie voor deze verklaring het Ndl. Wdb. V, 1832 en vgl. verder Winschooten, 79: Hand oover hand, geduurig, gestaadig, meer en meer; Vondel XI, 237; Halma, 203: Hand over hand, bijw. gedurig, meer en meer; de plus en plus, continuellement. Ook in het hd. Hand über Hand; eng. hand over hand.