Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend806. Een handje van iets hebben,Ga naar eind806of, zooals de Vlamingen zeggen een handje aan iet (weg) hebben, wil zeggen zeer bedreven zijn in iets, slag hebben van iets, gehand zijn op iets (De Bo, 351), behendig zijn, gewoon zijn; zie Hooft, Brieven, 404; Coster, 11, vs. 49; Tuinman II, 174; Halma, 204: Hij heeft daar een handje van, c'est là sa manière, il est stilé à cela; Sewel, 315: Hy heeft 'er een handje af, hy is dat gewoon te doen; enz. Het znw. hand heeft hier eene beteekenis, die nauw verwant is aan die van wijze, welke het in de middeleeuwen had en nog heeft in langzamerhand; de uitdr. wil dan eigenlijk zeggen: de wijze, de manier, waarop men iets moet doen, goed kennen. Ook bij voet nemen we dezelfde beteekenisontwikkeling waar; vgl. op grooten voet leven, eene zaak op denzelfden voet voortzetten; zie het Mnl. Wdb. III, 100; Ndl. Wdb. V, 1794; De Bo, 404 a; Schuermans, 175 b; Rutten, 86 b; Teirl. II, 12; Antw. Idiot. 529; Claes, 82; Waasch Idiot. 276 a: het handje van iets hebben, in iets zeer behendig zijn; fri. er in hantsje fen ha; fr. avoir le tour de main de qqch; eng. to get one's hand in, er den slag van beet krijgen; hd. etwas im Griff haben. |
|