793. De (of zijn) hand over 't hart strijken,
d.i. ‘zich tot zachtere gedachten stemmen, inzonderheid met betrekking tot weigerachtigheid of onwilligheid ten opzichte van eens anders wenschen’; wellicht eig. een gebaar maken waarmede men zich verteedert (het hart week maakt?)’; zie Brieven v. Betje Wolff, bl. 369: Was hier zo een knaap te krijgen voor geld, wij zouden onze hand over ons hart leggen; Harrebomée I, 279 b; Ndl. Wdb. V, 1766; Sjof. 201 en vgl. het Zuidnederlandsche hand over herte leggen, toegeven, door de vingers zien (De Bo, 403 b); hd. die Hand übers Herz legen; fr. se passer la main sur le coeur. In Zuid-Nederland beteekent met zijn hand over zijn herte strijken (of vrijwen), genoegen hebben (Teirl. II, 13).