781. Hals over kop,
d.w. eigenlijk zeggen kopje buitelend, zóo dat de hals over het hoofd slaat, en daarna: op overhaaste wijze, ijlings; hd. über Hals und Kopf of Hals über Kopf; eng. heels over head; head over heels. Vroeger zeide men eers over bolle vallen, le cul pardessus teste (Goedthals, 134); over aars over bol, over hol over bol, hol over bol (vgl. hol bol over malkaar), over hoofd en hals, over hals over hoofd, over hals en kop, hoofd over hals; höl euver tröl (N. Taalg. XIV, 196); in het Zaansch thans: hoop over stoop, hoopstoops; V.d. Water, 89: huts over kop; in 't Oostvlaamsch hals over kop, over hals en kop (Joos, 57); in het Antw. hoofd over gat; in 't Westvlaamsch: eers over teers; hak over bak; hek over bek; kuul (fr. cul) over eersgat; eersgat over schijtgat (zie De Bo); heerd over steert (Waasch Idiot. 798); kop over gat (overhoop; Teirl. II, 173); hoop over soop; over hoop over