779. Een halfbakken geleerde,
d.w.z. een onbeduidend geleerde; eigenlijk is halfbakken maar ten halve gebakken (van brood gezegd), niet gaar, en bij overdracht: niet zooals 't behoort, gebrekkig in zijne soort. Zie Heemskerk, Minnekunst (anno 1626), 63; Sewel, 310: Half bakken, half-baked, half-accomplished; een half-bakken prediker, a bad preacher; een half-bakken dichter, -vrijer. In Groningen en elders beteekent 't is maar 'n halfgebakken, hij is maar onnoozel, half gaar (in welken zin het in de 17de eeuw ook voorkomt; eng. doughy, doughbaked; zie no. 587); ook: hij kan niet meer dan een halve daghuur verdienen, of heeft maar een zwak lichaam (evenzoo in het Oostfri.); Molema, 143 a; Ndl. Wdb. V, 1616. In Friesland healbakken wirk; in het Land v. Waas en elders een halfgebakken, een mager man; een sul, iemand zonder vaste overtuiging (Waasch Idiot. 273; Teirl. II, 10).