757. Elkander in het haar zitten of vliegen,
d.w.z. plukharen (in Zuid-Nederl. ook haarkepluk doen), vechten, krakeelen, twisten, zoowel in eigenlijken als in overdrachtelijken zin; ook (elkander) bij het haar hebben (Rusting 49); 17de eeuw: met iemand in het haar liggen (Pers, 26 a; 109 a). Zie Tuinman I, 282: Zy zitten malkanderen in 't hair, dat zegt men van twee, die een krabbelvuistje leggen en malkanderen by den kop krijgen; Sewel, 305: Malkanderen in 't haair zitten, to fall together by the ears, to fight or quarrel; vgl. lat. involare alicui in capillum; het mnl. haerropen, haerplocken, enen dat haer kemmen; het 17de-eeuwsche haarreepen en de uitdr. elkander in den baard zitten; elkander in den kam zitten (eig. van kemphanen); fri.: immen yn 't hier (of yn 't bird) sitte en immen nei 't hier fiele; in Twente: mekaar in 'n toef (of in 'n kam) zitten. Voor Zuid-Nederland vgl. Antw. Idiot. 2225: malkander in 't haar zitten, met elkander twisten; 614: iemand naar zijnen kam rijden, hem heftig bekijven; iemand in zijnen kam vliegen, hem in gramschap toevliegen. In het hd. zegt men eveneens: einander in die Haare geraten; sie liegen sich in den Haaren; fr. se prendre aux cheveux, aux crins.