Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend731. Een (booze) Griet.Benaming van een kwade, booze vrouw; een dulle Griet, kwade vrouw (Waasch Idiot. 266; Teirl. 518). In de 17de eeuw bij Cats in dezen zin gebruikt (Ndl. Wdb. V, 698); zie ook Kluchtspel II, 189: een Griet (een boos wijf). Waarom juist deze naam eene dergelijke vrouw aanduidt, is | |
[pagina 284]
| |
niet met zekerheid te zeggen; misschien moet gedacht worden aan St. Margareta, aan wie wordt toegeschreven dat zij den duivel op een kussen bond; vgl. Mergh. 9: De beste Griet die men vandt was die de duyvel op 't kussen band (zie ook J. Vos, Klucht v. Oene, bl. 17Ga naar voetnoot1). Vgl. ook zwarte griet, een booze geest (Boekenoogen, 263); Tuinman I, 93: In 't byzonder zegt men dat een Griet quaad vleesch maar goede visch is. |
|