710. Iets te goed (of goê) houden.
Uit de voorafgaande uitdr. vloeit voort, dat dit moet beteekenen: iets op zijn credit hebben, het van een ander nog te vorderen hebben; ook in het algemeen gezegd van verplichtingen. Hier is goed dus evenals in de volgende uitdr. een znw. In de 18de eeuw is deze uitdr. het eerst aangetroffen; Ndl. Wdb. V, 328. Iets te goed hebben, d.w.z. nog te vorderen hebben (mnl. te bet hebben), nog te verwachten hebben, dikwijls in ironischen zin het tegengestelde van iets te quaad hebben, iets moeten betalen (Halma, 522). Zie no. 645; vgl. Ndl. Wdb. V, 329, waar enkele plaatsen uit de 18de eeuw zijn aangehaald; B.B. 78: Dan kijkt hij in mijn boekje, hoeveel ik te kwaad heb en hoeveel te goed. En nu wil ik eens veronderstellen dat ik meer te goed heb dan te kwaad, dan heb je 't spul aan den gang; B.B. 78: Als je meer te kwaad hebt dan te goed, behoef je geen erfgenamen op te roepen; Waasch Idiot. 261 b; Teirl. 509; 510: iet op iemand (te) goed hauwen naast iet goed vinden; hd. etwas gut haben bei jem.; fri. whet te goede halde.