681. Weten te geven en te nemen,
d.w.z. in den omgang met anderen toegevendheid weten te vereenigen met de zorg voor eigen belang; meegaand zijn; vgl. hd. zu geben und zu nehmen, versteht nicht jedermann (Wander I, 1376; Eckart, 140); eng. to know to give and take. Sedert de 16de eeuw bekend; vgl. Tijdschrift XVI, 57, waar uit een hekelschrift van het einde der 16de eeuw wordt aangehaald: Ende het is een man van verstandt, hy weet te gheven ende te nemen, maer te nemen aldermeest; Harreb. III, 27 a; fri. nimme en jaen. Synoniem was weten te lichten en te zwaren (zie Ndl. Wdb. VIII, 1968; Molema, 243), dat ook in het Friesch bekend is: men moat lichtsje en swierje kinne.