674. Zoo zijn we niet getrouwd,
d.w.z. dat is onze afspraak niet; zoo wil ik er niets van weten; vgl. Molema, 122; zoo bin wie nijt getroud, dat kan ik niet laten gelden, ik krijg mijn part niet; Het Volk, 22 Febr. 1915 p. 8 k. 1: Neen, waarde partijgenoot, zoo zijn wij niet getrouwd; Nw. School, VII, 373: Maar zoo zijn we niet getrouwd heeren. Wij laten ons door uw kletspraatjes niet van de wijs brengen; Antw. Idiot. 1270: Zoo zijn we niet getrouwd, zoo zijn we niet overeen gekomen, zoo versta ik de zaak niet; Tuerlinckx, 637; Waasch Idiot. 664. Hierbij behoort ook aan iemand of iets niet getrouwd zijn, d.w.z. er niet voor goed aan verbonden zijn; fri. niet oan in-oar troud weze; Harreb. III, 68: Men is er niet aan getrouwd.