636. Het is (tusschen hen) geklonken,
d.w.z. de zaak is (tusschen hen) geregeld, afgedaan, geschikt, in orde. Vgl. Vondel, Maeghden, vs. 1114: Grijp moed, een oogenblick, en daer mede is 't gekloncken; Huygens V, 102: Courôgie, das gekloncke; Winschooten, 110. Thans inzonderheid in toepassing op eene verloving, waarin beide partijen het eens geworden zijn. Klinken wil eigenlijk zeggen vastslaan en vandaar bij overdracht in orde, klaar maken. Vgl. Tuinman I, 254: Het is geklonken, dit zegt men, als iets uitgevoert, vast en zeker is; de zin zal zyn: 't is zoo vast, als of het met spykers vast geklonken was; Sewel, 396: De nagel is geklonken, de zaak is verricht, the thing is performed, 't is all over; het is al geklonken, the business is concluded; Halma, 161; Harreb. III, 37 a. Ook zegt men de zaak is beklonken, waar beklonken het verl. deelw. is van beklinken, d.i. door klinken vastmaken, besluiten, tot een goed einde brengen; Ndl. Wdb. II, 1606; zie no. 191. Vgl. het eig. to clench (clinch) en het Antw.: Daarmee is 't dink weeral geklikt, klaar (Antw. Idiot. 666).