632. Zich van de gekken houden,
meestal zich van den gekke houden, d.w.z. ‘zich houden alsof men “van den gekken” was, als een lid van het narrengild, en dus in 't algemeen: zich houden alsof men gek was. Doch bij uitbreiding genomen in den bepaalden zin van zich dom of onnoozel houden, zich voordoen alsof men van de zaak niets af weet of iemands bedoeling niet vat; t.w. omdat men zich niet wil uitlaten of zich van lastige vragers en indringers wenscht af te maken. In denzelfden zin zegt men ook zich van de(n) malle(n) houden (18de eeuw); bij uitbreiding ontstond daarnevens de zegswijze zich van de dommen of den domme houden, die thans zelfs de meest gewone is.’ Zie het Ndl. Wdb. IV, 941; IX, 132; III, 2777.