631. Voor gek spelen,
d.w.z. voor potsenmaker of hansworst spelen; door allerlei dwaasheden, zotternijen en koddige scherts anderen aan het lachen brengen; steeds in afkeurenden zin. De uitdr. is ontleend aan onze vroegere tooneelstukken, waar hij die voor komiek speelde ‘de geck’ genoemd werd (zie Huygens VI, 194). Oorspronkelijk zeide men dan ook ‘(voor) den gek spelen’, zooals o.a. blijkt uit Kiliaen, 183: Den geck spelen, den sot scheren, agere morionem; Cats I, 36 b:
Zie het Ndl. Wdb. IV, 940; Kalff, Literatuur en Tooneel te Amsterdam in de zeventiende eeuw, 301 en 310; Van Effen, Spect. III, 53 en vgl. eng. to play the fool; hd. den Narren spielen; fr. faire le fou (le bouffon, le sot, le polichinelle).