Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend629. Iemand voor den gek (of (den) mal) houden,d.w.z. den spot met hem drijven, hem beetnemen, hem voor het lapje houden, iemand het lavuit geven (17de eeuwGa naar voetnoot3); gron. iemand voor de guichet hebben (Molema, 522 b); hd. einen zum Narren haben (oder halten); eng. to make a fool of a p. In het Ndl. Wdb. IV, 936 wordt de volgende verklaring van deze zegswijze gegeven: ‘De vroeger gebruikelijke zegswijze iemand voor zijn gek houden, overeenkomende met (het thans verouderde) eng. to use a person for his fool, doet vermoeden, dat de uitdrukking oorspronkelijk doelde op de gewoonte van vorsten of groote heeren om er gekken op na te houden, om er zich mede vroolijk te maken. De verandering van het bezitt. vnw. zijn in het lidwoord den moest dan natuurlijk volgen. Iemand hield een ander voor zijn gek, d.i. behandelde hem als zijn nar; maar waar meer personen bijeen waren, hield men iemand voor den gek, men behandelde hem als den nar van het gezelschap, als iemand die onder de lustige gezellen de rol van nar vervulde: zoo werd voor den gek houden de algemeene uitdrukking voor het begrip, dat men met iemand den spot drijft’ (vgl. ook Ndl. Wdb. VI, 1144). Dezelfde verklaring geeft ook Borchardt, no. 841. Vroeger zeide men ook iemand voor den sot houdenGa naar voetnoot4), iemand voor nar houden, dat thans nog in Zuid-Nederland gebruikelijk is naast het (of den) zot houden met iemand of iet (zie Antw. Idiot. 1500), evenals iemand voor den aap houden (o.a. Zoek. 114) en iemand voor den boer hebben of houden (vgl. Gew. Weuw. III, 15); voor den droel houden (Halma); zie Onze Volkstaal I, 194 en 236; Ndl. Wdb. I, 527; Halma, 145: Iemand voor de fop houden, foppen; Wander I, 1392: einen für einen Gecken halten. In het Friesch: immen for April hawwe. |
|