596. In hetzelfde gareel loopen,
d.w.z. nauw aan elkander verbonden zijn, altijd samen zijn, een zelfde taak of werk hebben, samen arbeiden; eigenlijk gezegd van twee trekdieren, die in hetzelfde getouw zijn aangespannen. Zie het Ndl. Wdb. IV, 287 en vgl. Sewel, 230; Halma, 149: Die twee loopen in 't zelve gareel of zijn altoos bij malkanderen, ces deux amis sont inséparables; Harreb. I, 202.