590. Gal.
Onder gal verstaat men de door de lever afgescheiden bittere vloeistof, die in den twaalfvingerigen darm wordt uitgestort; in het bijzonder de benaming der vloeistof in toepassing op den invloed, dien zij op gemoedsstemming en karakter oefent, en wel als hoofdoorzaak beschouwd van den natuurlijken aanleg tot opvliegendheid, drift, toorn, wrok, enz., vooral aan het zoogenaamde cholerische temperament eigen. Vandaar verschillende zegswijzen als de gal loopt hem over, eigenlijk hij heeft zulk een overmaat van gal, dat zij zich met het bloed vermengt; en vandaar hij ontsteekt in toorn, in gramschap. Vgl. Vondel, Samson, 1157:
Hoe ziedt mijn bloet, op een gepackt, verrot!
De zwarte gal loopt in alle aders over.
Boefje, 114; Nest, 43; Kalv. II, 118. Verder: zijne gal spuwen (uitspuwen, braken, uitbraken, schieten); fri. yens galle útspije, zijne drift, gramschap of boosaardigheid luchten, ze uiten en koelen, hetzij met woorden, hetzij met daden (17de eeuw).
Daar de gal een zeer bittere stof is (vgl. zoo bitter als gal), wordt dit woord in overdrachtelijken zin ook gebezigd in de beteekenis van iets dat bij uitstek bitter, onaangenaam, boosaardig is, en meermalen aan den honig tegenovergesteld (bijv. honig op de lippen en gal in het hart). Vandaar zijne pen in gal doopen, zijne woorden in gal doopen in toepassing op schrijven en spreken, in den zin van de bitterste, boosaardigste woorden kiezen. Zie voor dit alles het Ndl. Wdb. IV, 141-149; Mnl. Wdb. II, 901; Schrader, Wunderg. 86; Dirksen, II, 33; en vgl. Sewel, 228; Halma, 147: Zijne pen in gal doopen, scherp en bitter schrijven, écrire d'une manière fort piquante; fr. sa bille s'échauffe; décharger sa bile; vomir son fiel; remuer la bile à qqn; tremper sa plume dans le fiel; hd. die Galle erregen; eng. to vent one's spleen; to dip one's pen in gall; to stir up a p.'s bile (vgl. Sewel, 228: Gy ontsteekt my de gal, you make me angry); enz.