567. In de flank vallen,
d.w.z. in den smaak vallen, naar den zin zijn. Vgl. Harreb. I, 192: Het viel hem in de flank; De Ploeg, VI, 286: Dat dit streven bij mij in de flank valt, behoef ik niet te verklaren; Boekenoogen, 208: De nieuwe dokter valt erg in de flank. Dat viel heelemaal niet in de flank. Vgl. voor de verklaring het ww. flanken, een harmonisch geheel vormen (gezegd van schotels op een gedekte tafel); oostfri. in de flanken stân (Ten Doornk. Koolm. I, 500).