Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend552. Emmerwordt te Amsterdam gebezigd als scheldwoord, ook vuilemmer of schijtemmer (o.a. Diamst. 208), waaronder dan moet worden verstaan de beeremmer, drekton, de bruidemmer, zooals men nog te Enkhuizen zegt. Zoo spreekt men ook van een emmer van een kerel voor een knul van een vent, een strontzak (vgl. fri. strontsek, sukkel); ook wordt emmer gebezigd in den zin van hoer (zie Köster Henke, 16) en is dan synoniem van schijthuis, eveneens een zeer gewoon scheldwoord; vgl. Prol. 38: Ik was 'n lamstraal, 'n schijthuis; Nachtkr. 48; Diamst. 140; syn. van sekreet (als scheldwoord in Diamst. 139; 293; Persl. 182: Sekreet! scheurde-ie walgend uit z'n keel, je zal 'm afsterreve vóór je trouwdag!; A. Jodenh. III, 29); Sjof. 68; 104: Hoer, stinkende hoer, schijthuis... schijthuis, want een hoer is een schijthuis of een pisbak, omdat iedereen d'r opgaat; Köster Henke, 60: schijthuis, hoer (vgl. 17de eeuw kakhuis, als scheldwoord tot een hoer). Te vergelijken is het scheldwoord vuilvlek, flapdrol (o.a. Kmz. 366) en darm o.a. in Sjof. 168: Ze had dien darm wel an kenne vliege; 76: Wat een darm, wat een bevuiling! Zie ook nog Ndl. Wdb. III, 2298: darm, sul, goedzakGa naar voetnoot1), en vgl. het reeds mnl. tripe, trijp, pens (fr. tripe), naast trijpsac, als scheldnaam voor eene ontuchtige vrouw;Ga naar voetnoot2) ook kwal en fluim, die beide als scheldwoord worden gebezigd voor een onuitstaanbaren kerel. |
|