Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend502. Drukte maken,ook wel drukkie maken (o.a. bij Speenhoff VII, 17; Kmz. 187), d.w.z. te keer gaan, zich aanstellen, trotsch, voornaam handelen of spreken; zich druk maken, vroeger hem (zich) bont maken. Van zoo iemand zegt men, dat hij is een druktemaker, een drukkie, een drukkiewicht (o.a. Jord. 193), kale drukkie (in Boefje, 61), veel drukte op zijn lijf heeft of veel koude of kale drukte (fri. kâlde drokte) heeft, waarvoor men in de Zaanstreek ook zegt: kouwe drukte met lawaaisaus, waarin ‘koud’ de beteekenis heeft van onnoodig, overbodig, zooals ook in het 17de-eeuwsche koude grimassen, d.i. malle, onnoodige fratsenGa naar voetnoot3). Volgens Hoeufft, 202 zegt men in Breda: ‘veel gezwaai op zijn lijf hebben’; in Antw. het druk hebben; zie ook Schuermans, Bijv. 100 a; fri. drokte meitsje. |
|