Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend498. Een droogpruimer.Dit is eigenlijk iemand, die zonder iets te drinken, pruimt, lekker eet. Ter Gouw vertelt in de Volksvermaken, 216, dat er droogpruimers waren, die een mand vol paaschbrood leeg aten, zonder er iets bij te drinken. Wanneer men thans spreekt van ‘een droogpruimer van een vent’ bedoelt men er mede een drogen, saaien, vervelenden kerelGa naar voetnoot1) (zie o.a. Kalv. II, 22; 40; 144); in Groningen: een dreuge, dreugkloot, dreugkul (Molema, 514; Bergsma, 94). Vgl. Bredero's ‘Haerlemsche drooge harten’; en het fri. in droege kearel, een droogpruimer, die ook een droechbrea genoemd wordt; in Klein-Braband een pruimer. |
|