398. Het zilveren dak.
Hieronder verstaat men hypotheek, die op een huis rust; vgl. M.z.A. 166: Op zekeren morgen vertelde hij mij, dat hij in de steeg een eigendommetje had gekocht. ‘Afijn, ziet uwé! een heer heeft me geholpen met het zilveren dak; de rest had ik zelvers’. Ook een gouden, een papieren dak of gouden pannen op zijn huis hebben. In Zuid-Nederland: er liggen zilveren of papieren balken onder 't dak of in dat huis (zie Harreb. II, XLII; I, LIX; Antw. Idiot. 328; 180); bij Draaijer, 3: in dat hûs likt papieren balkens; in het Waasch Idiot. 89: dat huis is gemaakt met papieren balken, is belast. In de Bommelerwaard: er zijn palen door het dak (V.d. Water, 116). Vgl. verder Nkr. III, 21 Nov. p. 7: Het hield 't nog net zoolang uit tot ze in hun huisje met een totaal verzilverd dak sterven konden; Antw. Idiot. 1498: Op dat huis is leelijk gezondigd, het is belast, er staat een hypotheek op; Harreb. II, 170: Dat is met zilveren pannen gedekt, van een gebouw dat met hypotheek bezwaard is; Molema, 521: dat hoes het golden balken; Z.-Limb. dat hoes sjeet op papiere zoale (zuilen); Loquela, 164: Dat is mijn huis, maar 't zit een gerskalveken op of maar 't zit ne man op het dak.