388. Buurmans leed troost,
d.w.z. te weten, dat een ander ook leed heeft, verzacht eigen lijden. Deze meening vindt men reeds bij de klassieke schrijvers op verschillende plaatsen uitgedrukt. Vgl. Cicero, Tusc. Disput. III, c. 24, 58: Eorum, qui gravius ferunt, luctus aliorum exemplis leniuntur; zie verder Bebel, 237: Gaudium est miseris, socias habere poenarum; mnl. Esopet, 32, 13: Die merket op eens anders pine, te min vernoyet hem die sine; elders: Ghemeen oevel oft ghemeen ongeval dat rust wal; Goedthals, 28: Ghemeenen rauwe coelt wel, aux malheureux faict confort avoir compagnie en son sort; De Brune, 214: Een quaed ghemeen, dat is als gheen; 363: Geen troost zoo zoet, als datmen ziet, een ander in hetzelf' verdriet; hd. es ist armseligen ein Trost, ihres gleichen zu sehen; eng. company in distress makes the trouble the less.