Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend368. Den broodkorf hoog hangen,iemand kort houden, het hem moeilijk maken in zijn onderhoud te voorzien; hem noodzaken den buikriem toe te halenGa naar voetnoot1); hd. einem den Brotkorb höher hängen, einen knapper halten, ihm den Verdienst sauer machen; fr. mettre le râtelier bien haut à qqn; eng. to hang a p's bread-basked higher (?); zie Het Volk, 13 April 1915 p. 1 k. 1: Door de stijging der prijzen wordt haar langzamerhand de broodkorf zoo hoog getrokken, dat de meest letterlijke verarming dreigt; 15 Dec. 1915 p. 5 k. 4: Het hoog hangen van den broodkorf is een al te grof middel om de menschen aan het werk te zetten; Harreb. I, 94: De broodkast hangt er hoog, er is daar niet veel te halen; in Zuid-Nederland de schapraai hangt er hoog, zegt men van een huis, waar men gierig is op 't eten (Antw. Idiot. 1063), syn. van de schaprade hangt er aan den zolder (Waasch Idiot. 570). Vgl. ook Nkr. IX, 15 Mei p. 2: De vrees voor broodsgebrek is van onze zielen afgewenteld. En niet alleen dat men den broodkorf binnen ons bereik hangt; enz. |
|