Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend323. Het is boter aan de galg,d.w.z. het is vergeefsche moeite; eene uitdrukking, die we in de 17de eeuw aantreffen in een bundeltje liederenGa naar voetnoot1), waar een jonkman zegt: Maer 't verdriet my nu, myn Roosken,
Want gy steckt van my de walg.
Hoe ik vley uw' boter-doosken,
't Is al boter aen de galgh.
| |
[pagina 127]
| |
Verder ook Kluchtspel III, 141; Spaan, 180; Gew. Weuw. III, 18: 't Was boter tegen de galg gesmeerd. In de 18de eeuw vindt men ze opgeteekend in het Boere-Krakeel, 60; Willem Leevend III, 195; Adagia, 7: Boter aen de Galge gekletst, oleum et operam perdere; bl. 8, waar ze vertaald is door currus bovem trahit; en V. Janus, III, 292; Nest, 98: Het is toch boter tegen de galg gekletst. Thans is zij zoowel in Noordals in Zuid-Nederland algemeen bekend; vgl. Ndl. Wdb. III, 704 IV, 171; Joos, 98: Het is smout, boter aan de galg; Teirl. 201: 'Es al boter an de galge, in verbinding met de ww. kletsen, slaan, smijten, smeren, lappen, klakken, plakken; Waasch Idiot. 138 a: 't Is boter tegen de galg gekletst, 't is vergeefsche moeite; Volkskunde XXII, 82: 't Is allemaal vet aan de galg weggestreken; in het Friesch: it is bûter oan 'e galge; in de Rijn-provincie: dat es Botter ên der Galge gesmêt (unwürdigen geholfen); zie Eckart, 69. Met Tuinman I, 19 geloof ik, dat men er niets anders mee heeft willen uitdrukken dan ‘al strijkt men daar aan noch zo veel boter, zy is en blijft een galg.’ Boter, iets fijns, lekkers, aan een galg te smeren, is ze verspillen (vgl. het mnl. den wech der hellen mit honich besmeren); vandaar kreeg de uitdr. de beteekenis van: nutteloos werk verrichten, vergeefsche pogingen doen, om iets te bewerken. In Vlaanderen gebruikt men hiervoor ook: 't is water op een eend (Joos, 98); het is gelijk het op eene aande regent (De Bo, 5 b), dat te vergelijken is met het hd. an dem läuft alles ab. |
|