311. Zijn boontjes op iets te week(en) leggen,
d.w.z. ergens op rekenen of staat maken. Vgl. Tuinman I, 98: Hy heeft daar zyn boontjes op te weeken gelegt, dat is, hy heeft daar op en daar tegen staat gemaakt. Men weekt boonen tegen zekeren tijd, om die dan te eeten; De Brune, 150:
't Ghesciet niet al, hoe zeer ghebeyt,
Daerm' op te weyck zijn boontjes leyt.
Harreb. I, 79; Goeree en Overflakkee: Ergens zijn boontjes op in de week leggen, er op rekenen (N. Taalgids XIII, 138). In Zuid-Nederland is deze zegswijze zeer bekend. Vgl. Antw. Idiot. 274: Op iet zijn boonen te weik leggen, veel moeite, neerstige pogingen doen om iets te bekomen; Schuermans, 848: Zijne boontjes te week leggen, iets betrachten; Waasch Idiot. 134: Zijn boonen op iets te weeken leggen, op iets rekenen, in de hoop zijn van iets te verkrijgen; Teirl. 198; De Bo, 1377; Ndl. Wdb. III, 441.