244. Geen blad (of blaadje) voor den mond nemen,
d.w.z. ronduit, onbewimpeld zijn meening zeggen, 17de eeuw uit den mond spreken; 18de eeuw: joffer uit den mond spelen (Halma, 358). In de 18de eeuw komt deze zegswijze voor bij Tuinman I, 39: ‘Hy neemt geen blad voor den mond, dit zegt men van ymand, die vry uit en onbewimpelt eenen anderen zijne feilen en misbedrijven onder den neus wrijft’; Harreb. I, 60. In het hd. is de uitdr. zeer gewoon: kein Blatt vor (den Mund) nehmen, eig. wat men zegt niet van een blad lezen, waarop alles wel overwogen geschreven staat, doch het zeggen zonder er vooraf over nagedacht te hebben. Vgl. Handelsblad, 25 Maart 1909 (ochtendblad 2 bl., k. 5): De heer Brummelkamp is namelijk het tegendeel van iemand die ‘geen blad voor den mond neemt’. Hij spreekt altijd met het papiertje waarvan hij leest, vlak voor den mond; Lev. B. 63: Kijk, ik ben niet gewoon een blaadje voor m'n mond te nemen, en daarom zeg ik ronduit; Prikk. V, 8: Ik neem geen blad voor mijn mond ook, en zei hem ronduit dat zoo'n juffie toch niets voor hem was; Handelsblad, 27 Maart 1914 (avondbl.) p. 1, k. 2: Weest niet zoo ongematigd als ik, Duys, steeds geweest ben. Neemt een blad voor uw mond; De Tijd, 3 April 1914, p. 1 k. 5; Het Volk, 22 Mei 1914, p. 1 k. 1; 24 Oct. 1914, p. 5 k. 1. In De Arbeid, 9 Januari 1915, p. 4 k. 2: Als het noodig is de houding dier anderen te bespreken, neem ik ook geen doekje voor de lippen.