191. Beklonken zijn,
d.w.z. vastgesteld, beslist zijn, van eene overeenkomst gezegd. Men denke hier niet aan het klinken der wijnglazen, maar aan beklinken in den zin van vastklinken, bevestigen; vgl. de zaak is tusschen hen geklonken, waarin klinken eveneens vastslaan beteekent. Zie Noord en Zuid XXI, 443; Ndl. Wdb. II, 1606 en vgl. het Friesch: 't is biklonken, beklonken of klinsd; eng. to be clenched.