110. Argusoogen.
De Grieken verstonden onder Argos of Agenor of Arestor of Inachos, een sterken man, die over zijn geheele lichaam oogen had en door de jaloersche Hera, de vrouw van Zeus, was aangesteld als bewaker van Iö, die door haar in een koe veranderd was, wegens hare liefdesbetrekking tot Zeus. Vandaar dat men onder Argusoogen verstaat ‘oogen, die zich naar alle kanten richten, die op alles letten, aan wier opmerkzaamheid niets ontgaat’. Vgl. lat. Argi centum oculis observare (Hieron. Ep. 54, 9); zie Otto, bl. 37. Bij ons komt de uitdr. in de 17de eeuw voor bij Pers, 643 b; zie ook Harreb. I, 19 a; fr. des yeux d'Argus; hd. Argus-augen; eng. Argus-eyes.