Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend103. Een appeltje met iemand schillen (of te schillen hebben),Ga naar eind103een netelige zaak met hem afhandelen, hem onderhouden over iets dat hem niet aangenaam zijn kan’; Ndl. Wdb. II, 552. Over het ontstaan van deze spreekwijze is veel geschreven, o.a. door Tuinman I, 110; Sprenger v. Eyk III, 20 en Van Moerkerken in Noord en Zuid XVII, bl. 189-190. Het komt mij voor, dat wij de beteekenis dezer zegswijze moeten verklaren door het ironisch gebruik. Evenals wij in ironischen zin zeggen: iemand een kool stoven (17de eeuw: een vijg koken), iemand van de taart, een oorvijg, een muilpeer, een beschuitje (= een kneep) geven, en een gebraden peertje (Tijdschrift XII, 239) ook de beteekenis van een hatelijk gezegde, een poets heeft, zoo heeft ook ‘een appeltje schillen met iemand’ de beteekenis gekregen van een onaangename zaak met iemand afhandelen. Steun vindt deze verklaring in de synonieme uitdrukkingen een eitje met iemand pellen (Harrebomée I, 178; Schuermans, 115; Waasch Idiot. 204 a; De Bo, 841; ‘met iemand een eitje pellen, te pellen hebben, met hem over een zaak handelen, over iets te spreken hebben, bezonderlijk met eenen tegenstrever’; met iemand een nootje te kraken hebben (Taalgids VIII, 108; Eckart, 392), 17de eeuw: een ui met iemand te schillen hebben, een hach(t)je met iemand kluiven, een zaak met hem uitvechten; Ndl. Wdb. V, 1508); Westerbaen, Boden - Brood, 15: Dit peultje sal ick hier nae met u schillen. Vgl. ook de hd. uitdr. einen Apfel mit jem. zu schälen haben (Wander I, 109; V, 1000); ein Ei mit jem. zu schälen haben (I, 760); mit jemand ein Hühnchen (oder ein Sträuszchen) zu rupfen haben, dat in Nederduitsche dialecten luidt: wi hebt nog een Höneken mit een ander to plükken; ik hef met di en Hönken to plükken; ick hähw noch en Hann má de tó plucken (Taalgids IV, 266). In het Friesch: ik hab in appeltsje mei dy to skilen (Dijkstra, 283); in het Engelsch: to have a bone to pick with any one; to have a crow to pluck with any one; to have a nut to crack with any one; in het Fransch: j'ai maille à partir avec vous; avoir des petits pois à écosser ensemble. In denzelfden zin zegt men in het Zaansch: ik moet met hem an de kersen (Boekenoogen, 1325). Het eerste trof ik de uitdr. aan in de 18de eeuw bij Tuinman I, 110 en in Het Boere-krakeel, anno 1763, bl. 227: Maer ik heb
Ook nog ien Appeltje te schillen
Mit jou, daer ik gien vermaek in schep.
In de 17de eeuw (anno 1680) komt evenwel reeds voor: Iets met iemand te schillen hebbenGa naar voetnoot1). |
|