89. Apenliefde.
Daar een aap soms uit hartstochtelijke liefde haar jongen dooddrukt, verstaat men in fig. zin onder apenliefde, een onverstandige, dwaze liefde, vooral de blinde liefde der ouders voor de kinderen, die hun meer kwaad dan goed doet. Vgl. Vondel, Warande der Dieren, 5; Winschooten 3; Cats I, 451: Een aap uit al te groote min, die perst zijn jong de lenden in; Van Effen, Spectator X, 151: Hij heeft het (geld) bemind gelijk de simmen (apen) hare Jongen, dewelken zy uit liefde dood sollen; Ndl. Wdb. II, 534; vgl. fri. apeljeafde; hd. Affenliebe.