Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend86. Daar loopt iets van St.-Anna (of St. Anneke) onder.Ga naar eind86St.-Anna (de moeder van Maria, de moeder Gods) werd op zeer hoogen leeftijd buiten alle verwachting nog met vruchtbaarheid gezegend. Vandaar dat zij door het volk werd en nog wordt aangeroepen en vereerd als de voorspraak van alle onvruchtbaren, en als patrones van alle zwangere vrouwen. Het beste bewijs hiervoor vindt men in de verklaring van deze Heilige zelve in hare revelatie aan de H. Brigitta: Ego sum mater omnium coniugatarum, quae sunt post legem, quia Deus voluit de mea generatione nasci, d.w.z. ‘Ik ben de moeder van alle gehuwde vrouwen onder het nieuwe verbond, dewijl God-zelf uit mijn geslacht heeft willen geboren worden’, en in het tegelijkertijd aan Brigitta aanbevolene gebed: Propter preces Annae miserere omnibus qui in coniugio sunt, ut frucificent Deo, d.i. Ontferm u, om der voorbeden van Anna wille, over allen die in den huwelijken staat zijn, opdat zij Gode vruchten dragen. Dr. A. Beets, aan wiens artikel over deze zegswijze in Taal en Letteren IV, bl. 60-64 ik dit alles ontleen, verklaart het verband tusschen het bovenstaande en de zegswijze daar loopt iets van St.-Anna onder als volgt: ‘Wanneer men nu van, of met betrekking tot eene bruid of jongedochter zeide, dat er iets van St.-Anna onderliep, dan wilde men daarmede onder verbloeming te kennen geven, dat zij zich niet meer met volle gerustheid onder het patronaat van de Maagd der maagden kon stellen, maar dat men haar (schertsenderwijze gesproken) verdacht van alreeds met Sint-Anna, de patrones der zwangeren, in betrekking te hebben gestaan, bij haar ter beevaart te zijn geweest. Het iets van Sint-Anna doelde dus op de vrucht, die zij reeds droeg of verdacht werd te dragen. Toen allengs de aanvankelijk alleen met betrekking tot voorbarige bruiden of ongehuwde vrouwen ‘daar een steekje aan los was’, toegepaste zegswijze, waarschijnlijk vooral bij de protestanten, niet meer in hare eigenlijke beteekenis gevoeld werd, vond zij ruimer toepassing en wel voornamelijk op met de goede zeden in strijd zijnde gezegden, verhalen, enz. en eindelijk op alles, waar - om welke reden dan ook - iets ‘niet pluis’, ‘niet in den haak’, of zelfs maar iets ‘geks’ aan was.Ga naar voetnoot1) Voor bewijzen van het aanroepen van St.-Anna door onvruchtbare of zwangere vrouwen zie men De Cock, Volksgeneeskunde in Vlaanderen, 59-61; Taal en Letteren IV, 62, en de aldaar aangehaalde litteratuur; en voor plaatsen, waar de zegswijze wordt aangetroffen bl. 64. Vgl. ook Navorscher XXXVI, 612-613; XLV, 722Ga naar voetnoot2). In het Nederduitsch zegt men: dar löpt van Sünt-Annen wat mit unner (Eckart, 14; Wander I, 95); Korrespbl. XXXIII, 66; Jahrb. 38, 155; fri. dêr rint hwet fen Sint Anne onderGa naar voetnoot3). In Zuid-Nederland kent men ook de zegswijze: zij zit al | |
[pagina 36]
| |
(of zij blijft nog) in St.-Anna's schapraai (etenskast, huishouding), dat gezegd wordt van een oude jongejuffrouw, die weinig kans heeft om te trouwen en kinderen te krijgen; bij vergelijking met Sint-Anna, die na twintig jaar onvruchtbaar te zijn geweest, eerst op gevorderden ouderdom hare dochter baarde. Zie het Ndl. Wdb. II, 509; Schuermans, Bijv. 13; Antw. Idiot. 1063; Archief III, 379; Waasch Idiot. 77 b; Volkskunde VII, 29-35; De Cock2 146-147 en Noord en Zuid XVIII, 167-172, waar wordt medegedeeld, dat men in den noord-westelijken uithoek van Braband, te Merchtem o.a. van de oude vrijsters zegt, dat ze in St.-Anna's kapelleken zitten, waaraan nog kan worden toegevoegd, wat Joos mededeelt, bl. 102: Zij zit op Sinte Anna's (of Annekens) zolder, zij is te oud om nog te trouwen; op Sint-Anna-bankske zitten, syn. van in 't schipken van Sint-Annuit zitten of vèren (Antw. Idiot. 105; 1331), en het te Aken gebruikelijke In sanct Anna Schaaf (kleerkast) kommen (Wander IV, 69). |
|