85. Zijn anker lichten,
d.w.z. heengaan, zich verwijderen; vgl. lat. ancoras tollere. Ook de zeeman licht zijn anker, als hij het door middel van het spil uit den grond trekt, om de vaart te beginnen of te hervatten. In de middeleeuwen in letterlijken zin; in de 17de eeuw ook overdrachtelijk blijkens Winschooten, 138: Een anker ligten: een anker uit den grond ophijsen; waarvan het bekende spreukjen: ik ligte mijn anker: ik ging deur; Brederoo II, 824: Voor myn sachtmoedigheyt moet wraak het ancker lichten; Vondel, Gijsbr. v. Aemst. 354; Cats I, 277:
Maer siet! ons praet die heeft gedaen,
Want ginder koomt u man gegaen;
Ick danck u voor uw goet bericht;
't Is tijt dat ick mijn ancker licht.